Engels-Nederlands woordenboek »

mature betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
mature [matured, maturing, matures] (to become mature; to ripen)
verb
[UK: mə.ˈtjʊə(r)]
[US: mə.ˈtʃʊr]

rijpenwerkwoord

volwassen wordenwerkwoord

mature [matured, maturing, matures] (to reach the date when payment is due)
verb
[UK: mə.ˈtjʊə(r)]
[US: mə.ˈtʃʊr]

vervallenwerkwoord

mature [maturer, maturest] adjective
[UK: mə.ˈtjʊə(r)]
[US: mə.ˈtʃʊr]

volwassenbijvoeglijk naamwoord

premature (occurring before a state of readiness or maturity)
adjective
[UK: ˈpre.mə.tjʊə(r)]
[US: ˌpri.mə.ˈtʃʊr]

prematuurbijvoeglijk naamwoord

voortijdigbijvoeglijk naamwoord

premature (taking place earlier than anticipated)
adjective
[UK: ˈpre.mə.tjʊə(r)]
[US: ˌpri.mə.ˈtʃʊr]

voorbarigbijvoeglijk naamwoord

premature birth [premature births] (birth of an infant prior to the completion of its prenatal development)
noun
[UK: ˈpre.mə.tjʊə(r) bɜːθ]
[US: ˌpri.mə.ˈtʃʊr ˈbɝːθ]

vroeggeboortesubstantief
{f}

premature ejaculation [premature ejaculations] noun
[UK: ˈpre.mə.tjʊə(r) ɪ.ˌdʒæ.kjʊ.ˈleɪʃ.n̩]
[US: ˌpri.mə.ˈtʃʊr i.ˌdʒæ.kjuː.ˈleɪʃ.n̩]

voortijdige zaadlozingsubstantief

sexually mature (able to reproduce)
adjective

geslachtsrijpbijvoeglijk naamwoord