Engels-Nederlands woordenboek »

bad betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bad [worse, worst] (evil, wicked)
adjective
[UK: bæd]
[US: ˈbæd]

kwaadbijvoeglijk naamwoord

bad [worse, worst] (not appropriate, of manners etc.)
adjective
[UK: bæd]
[US: ˈbæd]

ongemanierdbijvoeglijk naamwoord

verkeerdbijvoeglijk naamwoord

bad [worse, worst] (not suitable or fitting)
adjective
[UK: bæd]
[US: ˈbæd]

ongepastbijvoeglijk naamwoord

bad [worse, worst] (tricky; stressful; unpleasant)
adjective
[UK: bæd]
[US: ˈbæd]

naarbijvoeglijk naamwoord

onaangenaambijvoeglijk naamwoord

bad [worse, worst] (unfavorable; negative)
adjective
[UK: bæd]
[US: ˈbæd]

slechtbijvoeglijk naamwoord

bad apple (person who is not wholesome)
noun

rotte appelsubstantief
{m}

bad faith (intent to deceive or mislead)
noun

arglistsubstantief
{f}

kwade trouwsubstantief
{f}

bad luck (misfortune)
noun
[UK: bæd lʌk]
[US: ˈbæd ˈlək]

ongeluksubstantief
{n}

pechsubstantief
{m}

bad news (news of unpleasant, unfortunate or sad events)
noun
[UK: bæd njuːz]
[US: ˈbæd ˈnuːz]

jobstijdingsubstantief
{c}

onheilsberichtsubstantief
{n}

onheilsmaresubstantief
{n}

onheilstijdingsubstantief
{c}

slecht nieuwssubstantief
{n}

bad-tempered (having a bad temper)
adjective
[UK: ˌbæd.ˈtem.pəd]
[US: ˌbæd.ˈtem.pəd]

slechtgehumeurdbijvoeglijk naamwoord

bad trip (psychedelic crisis)
noun

bad tripsubstantief

baddie (a person of bad character in a work of fiction)
noun
[UK: ˈbæ.di]
[US: ˈbæ.di]

slechteriksubstantief
{m}

Baden-Württemberg (state of Germany)
proper noun

Baden-Württembergeigennam

badger [badgers] (mammal)
noun
[UK: ˈbæ.dʒə(r)]
[US: ˈbæ.dʒər]

das [dassen]substantief
{m}

badger [badgered, badgering, badgers] (pester)
verb
[UK: ˈbæ.dʒə(r)]
[US: ˈbæ.dʒər]

steeds zeuren overwerkwoord

voortdurend aandringenwerkwoord

voortdurend lastigvallenwerkwoord

badminton court (indoor court)
noun

badmintonveldsubstantief
{n}

badminton player (a person who plays badminton)
noun
[UK: ˈbæd.mɪn.tən ˈpleɪ.ə(r)]
[US: ˈbæd.ˌmɪn.tən ˈpleɪ.r̩]

badmintonnersubstantief
{m}

badmintonspelersubstantief
{m}

badmintonstersubstantief
{f}

badmouth (to criticize or malign, especially unfairly or spitefully)
verb

kwaadsprekenwerkwoord

a bad workman always blames his tools (not the tools but how they're employed)
phrase

een kwaad werkman heeft altijd slecht getuigphrase

Abaddon (Hell)
proper noun
[UK: ˈbæ.dən]
[US: ə.ˈbædn]

deeigennam

heleigennam
{m}

Abaddon (the destroyer)
proper noun
[UK: ˈbæ.dən]
[US: ə.ˈbædn]

Apollyoneigennam

American badger (Taxidea taxus)
noun
[UK: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈbæ.dʒə(r)]
[US: ə.ˈmer.ɪk.ən ˈbæ.dʒər]

zilverdassubstantief
{m}

aubade (poem or song evoking or greeting the dawn or early morning)
noun
[UK: ˈɔːbeɪd]
[US: ˈɔːbeɪd]

aubadesubstantief
{f}

Barbadian (of or relating to Barbados)
adjective
[UK: bɑː.ˈbeɪ.dɪən]
[US: bɑːr.ˈbeɪ.dɪən]

Barbadaansbijvoeglijk naamwoord

Barbadiaansbijvoeglijk naamwoord

Barbadian [Barbadians] (person from Barbados)
noun
[UK: bɑː.ˈbeɪ.dɪən]
[US: bɑːr.ˈbeɪ.dɪən]

Barbadaansubstantief
{m}

Barbadaansesubstantief
{f}

12

Zoek geschiedenis