able betekenis in Nederlands
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| able [abler, ablest] (legally qualified) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bevoegdbijvoeglijk naamwoord gerechtigdbijvoeglijk naamwoord in aanmerking komendbijvoeglijk naamwoord |
| able [abler, ablest] (permitted to) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bekwaambijvoeglijk naamwoord de mogelijkheid hebbenbijvoeglijk naamwoord in staatbijvoeglijk naamwoord |
| able [abler, ablest] (skillful) adjective [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | bedrevenbijvoeglijk naamwoord competentbijvoeglijk naamwoord handigbijvoeglijk naamwoord kundigbijvoeglijk naamwoord |
| able-bodied ((Nautical)) adjective [UK: ˌeɪbl.ˈbɒ.did] [US: ˌeɪbl.ˈbɒ.did] | bevarenbijvoeglijk naamwoord volslagenbijvoeglijk naamwoord |
| able-bodied (having a sound, strong body; physically competent; robust) adjective [UK: ˌeɪbl.ˈbɒ.did] [US: ˌeɪbl.ˈbɒ.did] | lichamelijk geschiktbijvoeglijk naamwoord robustbijvoeglijk naamwoord validebijvoeglijk naamwoord volwaardigbijvoeglijk naamwoord |
| able-bodied seaman (seaman who has been trained in certain skills) noun | volmatroossubstantief |
| able-minded (unimpaired mental capability) adjective | goed bij zijn verstandbijvoeglijk naamwoord verstandigbijvoeglijk naamwoord |
| abled adjective [UK: ˈeɪ.bəld] [US: ˈeɪ.bəld] | validebijvoeglijk naamwoord |
| ablegate (representative of the pope in foreign countries) noun | ablegaatsubstantief pauselijke gezantsubstantief |
| ableism (discrimination against persons with disabilities) noun | validismesubstantief |
| -able (able to be done) [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | |
| -able [UK: ˈeɪb.l̩] [US: ˈeɪb.l̩] | |
| abandonable (able to be abandoned) adjective | opgeefbaarbijvoeglijk naamwoord |
| abatable (Capable of being abated) adjective [UK: əˈbeɪtəbl ] [US: əˈbeɪtəbl ] | vatbaar voor prijsverlagingbijvoeglijk naamwoord |
| abdicable (capable of being abdicated) adjective | neerlegbaarbijvoeglijk naamwoord |
| abolishable (capable of being abolished) adjective | afschafbaarbijvoeglijk naamwoord ophefbaarbijvoeglijk naamwoord |
| abominable (hateful; detestable; loathsome) adjective [UK: ə.ˈbɒ.mɪ.nəb.l̩] [US: ə.ˈbɑː.mə.nəb.l̩] | abominabelbijvoeglijk naamwoord afschuwelijkbijvoeglijk naamwoord afstotelijkbijvoeglijk naamwoord verfoeilijkbijvoeglijk naamwoord verschrikkelijkbijvoeglijk naamwoord |
| abominable (very bad or inferior) adjective [UK: ə.ˈbɒ.mɪ.nəb.l̩] [US: ə.ˈbɑː.mə.nəb.l̩] | onaangenaambijvoeglijk naamwoord walgelijkbijvoeglijk naamwoord |
| abominable snowman (humanoid or apelike animal said to exist in the Himalayas) noun [UK: ə.ˈbɒ.mɪ.nəb.l̩ ˈsnəʊ.mæn] [US: ə.ˈbɑː.mə.nəb.l̩ ˈsnoʊ.mæn] | verschrikkelijke sneeuwmansubstantief yetisubstantief |
