Dutch-German dictionary »

bij meaning in German

DutchGerman
bijlage substantief

die Zugabe [der Zugabe; die Zugaben]Substantiv

bijlage m

der Anhang [des Anhanges/Anhangs; die Anhänge]Substantiv

der Zusatz [des Zusatzes; die Zusätze]Substantiv

der Zuschlag [des Zuschlages, des Zuschlags; die Zuschläge]Substantiv

der ZuschußSubstantiv

bijlage o

das Supplement [des Supplementes|Supplements; die Supplemente]Substantiv

bijmengen v

addieren [addierte; hat addiert]Verb

beifügen [fügte bei; hat beigefügt]Verb

zufügen [fügte zu; hat zugefügt]Verb

bijna bijvoeglijk naamwoord

schier [schierer; am schiersten]Adjektiv

bijna bijwoord

beinaheAdverb

fastAdverb

nahezuAdverb

ungefährAdverb

bijnaam

Beinahme

bijnaam m

der Zuname [des Zunamens; die Zunamen]Substantiv

bijpassend bijvoeglijk naamwoord

entsprechendAdjektiv

konform [konformer; am konformsten]Adjektiv

bijpassend bijwoord

gleichAdverb

bijstaan v

assistieren [assistierte; hat assistiert]Verb

beispringen [sprang bei; ist beigesprungen]Verb

beistehen [stand bei; hat/ist beigestanden]Verb

helfen [half; hat geholfen]Verb

bijstand substantief

die Beihilfe [der Beihilfe; die Beihilfen]Substantiv

die Handreichung [der Handreichung; die Handreichungen]Substantiv

bijstand m

der Beistand [des Beistandes, des Beistands; die Beistände]Substantiv

bijstelling o

die Apposition [der Apposition; die Appositionen]Substantiv

bijster bijwoord

sehrAdverb

bijsturen v

berichtigen [berichtigte; hat berichtigt]Verb

korrigieren [korrigierte; hat korrigiert]Verb

verbessern [verbesserte; hat verbessert]Verb

bijten v

beißen [biss; hat gebissen]Verb

bijtijdenwijlen

dann und wann

von Zeit zu Zeit

bijtijdenwijlen bijvoeglijk naamwoord

zeitweiligAdjektiv

bijtijds

beizeiten

zur rechten Zeit

bijtijds bijvoeglijk naamwoord

zeitig [zeitiger; am zeitigsten]Adjektiv

bijuitzondering bijwoord

ausgenommenAdverb

ausnahmsweiseAdverb

1234