bij meaning in German

Dutch	German
bijeen	zusammen
bijeen bijvoeglijk naamwoord	gesamtAdjektiv
bijeen bijwoord	aneinanderAdverb zugleichAdverb
bijeenbinden v	verbinden [verband; hat verbunden]Verb verknüpfen [verknüpfte; hat verknüpft]Verb
bijeenbrengen	mitbringen
bijeenbrengen werkwoord	gesellen [gesellte sich; hat sich gesellt]Verb mitnehmen [nahm mit; hat mitgenommen]Verb
bijeenbrengen v	fügen [fügte; hat gefügt]Verb vereinigen [vereinigte; hat vereinigt]Verb
bijeenkomen	sich treffen sich versammeln
bijeenkomen werkwoord	zusammenkommen [kam zusammen; ist zusammengekommen]Verb zusammentreffen [traf zusammen; ist zusammengetroffen]Verb
bijeenkomst substantief	die Versammlung [der Versammlung; die Versammlungen]Substantiv die Zusammenkunft [der Zusammenkunft; die Zusammenkünfte]Substantiv
bijeenpassen v	übereinstimmen [stimmte überein; hat übereingestimmt]Verb
bijenkoningin substantief	der Weisel [des Weisels\|Weisel; die Weiseln]Substantiv
bijenkorf m	der Bienenkorb [des Bienenkorbes, des Bienenkorbs; die Bienenkörbe]Substantiv der Bienenstock [des Bienenstocks, des Bienenstockes; die Bienenstöcke]Substantiv
bijenteelt substantief	die Bienenzucht [der Bienenzucht; —]Substantiv
bijgaand	zuzüglich
bijgaand bijwoord	anbeiAdverb
bijgelegenheid bijvoeglijk naamwoord	zufälligAdjektiv
bijgeloof m	der Aberglaube [des Aberglaubens; —]Substantiv
bijgelovig bijvoeglijk naamwoord	abergläubisch [abergläubischer; am abergläubischsten]Adjektiv
bijgevolg	folglich
bijhouden v	aufhalten [hielt auf; hat aufgehalten]Verb folgen [folgte; hat/ist gefolgt] (auf+AKK)Verb haltenVerb
bijkans bijvoeglijk naamwoord	schier [schierer; am schiersten]Adjektiv
bijkans bijwoord	beinaheAdverb fastAdverb nahezuAdverb ungefährAdverb
bijl substantief	die Axt [der Axt; die Äxte]Substantiv die Hacke [der Hacke; die Hacken]Substantiv
bijl o	das Beil [des Beils, des Beiles; die Beile]Substantiv
bijlage substantief	die Beilage [der Beilage; die Beilagen]Substantiv

«<123 >↑

bij meaning in German

Your history

Online dictionaries

Might be interested