Dutch | English |
---|---|
veertig telwoord {f} | forty(the cardinal number occurring after thirty-nine) |
veertigdagentijd substantief {m}; vaStentijd {m} | Lent(Christian period of penitence before Easter) |
veertigste bijvoeglijk naamwoord | fortieth(ordinal form of forty, see also: 40th) |
achtenveertig telwoord | forty-eight(48) |
drieënveertig telwoord | forty-three(43) |
eenenveertig telwoord | forty-one(41) |
eenenveertigste bijvoeglijk naamwoord | forty-first(41st) |
jaren veertig substantief {n-Pl} | forties(the decade of the 1840s, 1940s etc) |
negenenveertig telwoord | forty-nine(49) |
negenenveertigste bijvoeglijk naamwoord | forty-ninth(ordinal form of forty-nine) |
tweeënveertig telwoord | forty-two(Cardinal number) |
vierenveertig telwoord | forty-four(44) |
vijfenveertig telwoord | forty-five(45) |
zesenveertig telwoord | forty-six(46) |
zevenenveertig telwoord | forty-seven(47) |