Dutch | English |
---|---|
uiteenvallen bijvoeglijk naamwoord | derelict(abandoned) |
uitvallen werkwoord | cut out(stop working, be disconnected) turn out(to result; end up) |
van de vrachtwagen gevallen werkwoord | fall off a truckverb |
vervallen werkwoord | decay [decayed, decaying, decays](to deteriorate) decline [declined, declining, declines](move downwards) expire [expired, expiring, expires](become invalid) mature [matured, maturing, matures](to reach the date when payment is due) |
vervallen bijvoeglijk naamwoord | dilapidated(having fallen into a state of disrepair) stale [staler, stalest](having lost its freshness) |
vervallend bijvoeglijk naamwoord | dwindling(that is declining) |
voortdurend lastigvallen werkwoord | badger [badgered, badgering, badgers](pester) |
voortijdig bevallen werkwoord | abort [aborted, aborting, aborts](to miscarry) |
waar gehakt wordt vallen spaanders phrase | you've got to crack a few eggs to make an omelette(phrase) |
wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen bijwoord | when Hell freezes over(never) when pigs fly(never, expressed by an idiom) |
zijn frank is gevallen phrase | the penny drops(understanding is reached, one comprehends) |