Nederlands-Engels woordenboek »

vallen betekenis in Engels

NederlandsEngels
uiteenvallen bijvoeglijk naamwoord

derelict(abandoned)
adjective
[UK: ˈde.rə.lɪkt] [US: ˈde.rə.ˌlɪkt]

uitvallen werkwoord

cut out(stop working, be disconnected)
verb
[UK: kʌt ˈaʊt] [US: ˈkət ˈaʊt]

turn out(to result; end up)
verb
[UK: tɜːn ˈaʊt] [US: ˈtɝːn ˈaʊt]

van de vrachtwagen gevallen werkwoord

fall off a truckverb

vervallen werkwoord

decay [decayed, decaying, decays](to deteriorate)
verb
[UK: dɪˈk.eɪ] [US: dəˈk.eɪ]

decline [declined, declining, declines](move downwards)
verb
[UK: dɪ.ˈklaɪn] [US: dɪ.ˈklaɪn]

expire [expired, expiring, expires](become invalid)
verb
[UK: ɪk.ˈspaɪə(r)] [US: ɪk.ˈspaɪr]

mature [matured, maturing, matures](to reach the date when payment is due)
verb
[UK: mə.ˈtjʊə(r)] [US: mə.ˈtʃʊr]

vervallen bijvoeglijk naamwoord

dilapidated(having fallen into a state of disrepair)
adjective
[UK: dɪ.ˈlæ.pɪ.deɪ.tɪd] [US: də.ˈlæ.pə.ˌde.təd]

stale [staler, stalest](having lost its freshness)
adjective
[UK: steɪl] [US: ˈsteɪl]

vervallend bijvoeglijk naamwoord

dwindling(that is declining)
adjective
[UK: ˈdwɪn.dl̩ɪŋ] [US: ˈdwɪn.dl̩ɪŋ]

voortdurend lastigvallen werkwoord

badger [badgered, badgering, badgers](pester)
verb
[UK: ˈbæ.dʒə(r)] [US: ˈbæ.dʒər]

voortijdig bevallen werkwoord

abort [aborted, aborting, aborts](to miscarry)
verb
[UK: ə.ˈbɔːt] [US: ə.ˈbɔːrt]

waar gehakt wordt vallen spaanders phrase

you've got to crack a few eggs to make an omelette(phrase)
phrase

wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen bijwoord

when Hell freezes over(never)
adverb
[UK: wen hel ˈfriː.zɪz ˈəʊv.ə(r)] [US: hwen ˈhel ˈfriː.zəz ˈoʊv.r̩]

when pigs fly(never, expressed by an idiom)
adverb
[UK: wen pɪɡz flaɪ] [US: hwen ˈpɪɡz ˈflaɪ]

zijn frank is gevallen phrase

the penny drops(understanding is reached, one comprehends)
phrase
[UK: ðə ˈpe.ni drɒps] [US: ðə ˈpe.ni ˈdrɑːps]

123

Zoek geschiedenis