Dutch | English |
---|---|
aandacht trekken werkwoord | draw attention(to rouse someone to notice something, to cause someone to focus on something) |
aantrekkelijk bijvoeglijk naamwoord | attractive(having the power of charming) bodacious(attractive) nice [nicer, nicest](attractive) |
aantrekkelijk zijn werkwoord | appeal [appealed, appealing, appeals](to be attractive) |
aantrekkelijkheid substantief | allure(the power to attract, entice; the quality causing attraction) |
aantrekkelijkheid substantief {f} | daintiness(characteristic of being dainty) |
aantrekken werkwoord | appeal [appealed, appealing, appeals](to be attractive) attract [attracted, attracting, attracts](pull without touching) bait [baited, baiting, baits](to attract with bait) don [donned, donning, dons](put on clothes) draw [drew, drawn, drawing, draws](to attract) entice [enticed, enticing, entices](to lure; to attract by arousing desire or hope) lure [lured, luring, lures](to entice) put on(to don clothing) |
aantrekkend bijvoeglijk naamwoord | attractive(having the quality of attracting by inherent force) |
aantrekkingskracht substantief {f} | attraction [attractions](tendency to attract) |
aftrek substantief | deduction [deductions](sum that can be removed from tax calculations) |
aftrekbaar bijvoeglijk naamwoord | abstractive(having an abstracting nature or tendency) |
aftrekgetal substantief | minuend [minuends](number from which another is subtracted) |
aftrekken werkwoord | abate [abated, abating, abates]((obsolete) to omit or remove (a part from a whole), see also: deduct; subtract) jerk off(to masturbate) squeegee(to use a squeegee) subtract [subtracted, subtracting, subtracts](to remove or reduce) wank(transitive: to masturbate (oneself)) |
aftrekken substantief {n} | subtraction [subtractions](process) |
aftrekker substantief {m} | squeegee [squeegees](tool used for cleaning glass) |
aftrekking substantief {f} | subtraction [subtractions](calculation) |
aftreksel substantief | essence [essences](concentrate) |
aftreksel substantief {n} | decoction [decoctions](an extraction or essence) extraction [extractions](military) |
alle registers opentrekken werkwoord | pull out all the stops(reserve nothing) |
bekken trekken werkwoord | mug [mugged, mugging, mugs](to exaggerate a facial expression) |
belletje trekken werkwoord | ding-dong ditch(ringing someone's door bell and running away) |
betrekkelijk bijvoeglijk naamwoord | relative(conditional; depending on something else) |
betrekkelijk bijwoord | comparatively(in a comparative manner) |
betrekkelijk voornaamwoord substantief {n} | relative pronoun(pronoun that introduces a relative clause) |
betrekkingen substantief {f-Pl} | intercourse [intercourses](dealings between countries) |
blaren trekken werkwoord | blister [blistered, blistering, blisters](cause blisters to form) |
de broek aftrekken werkwoord | pants(pull someone’s pants down) |