Dutch-English dictionary »

teer meaning in English

DutchEnglish
teer substantief
{m} {n}

tar [tars](substance)
noun
[UK: tɑː(r)] [US: ˈtɑːr]

teergevoelig bijvoeglijk naamwoord

queasy [queasier, queasiest](easily troubled; squeamish)
adjective
[UK: ˈkwiː.zi] [US: ˈkwiː.zi]

squeamish(easily shocked, sickened or frightened; tending to be nauseous or nauseated)
adjective
[UK: ˈskwiː.mɪʃ] [US: ˈskwiː.mɪʃ]

teerling substantief
{m}

die [dies](polyhedron used in games of chance)
noun
[UK: daɪ] [US: ˈdaɪ]

adverteerder substantief
{m}

advertiser [advertisers](one who advertises)
noun
[UK: ˈæd.və.taɪ.zə(r)] [US: ˈæd.vər.ˌtaɪ.zər]

amfoteer bijvoeglijk naamwoord

amphoteric(having the characteristics of both an acid and a base)
adjective
[UK: ˌamfəʊtˈerɪk] [US: ˌæmfoʊtˈerɪk]

composteerbaar bijvoeglijk naamwoord

compostable(suitable for compost)
adjective

de teerling is geworpen phrase

the die is cast(conclusive action has been taken, so events will proceed in an irreversible manner)
phrase
[UK: ðə daɪ ɪz kɑːst] [US: ðə ˈdaɪ ˈɪz ˈkæst]

demonteer werkwoord

dismount [dismounted, dismounting, dismounts](to get off)
verb
[UK: ˌdɪs.ˈmaʊnt] [US: ˌdɪs.ˈmaʊnt]

demonteerbaar bijvoeglijk naamwoord

dismountable(capable of being dismounted)
adjective
[UK: dɪsmˈaʊntəbəl] [US: dɪsmˈaʊntəbəl]

detecteerbaar bijvoeglijk naamwoord

detectable(That which can be detected)
adjective
[UK: dɪ.ˈtek.təb.l̩] [US: də.ˈtek.təb.l̩]

geaborteerd bijvoeglijk naamwoord

aborted(brought forth prematurely)
adjective
[UK: ə.ˈbɔː.tɪd] [US: ə.ˈbɔːr.təd]

geaffecteerd bijvoeglijk naamwoord

mincing(affectedly dainty)
adjective
[UK: ˈmɪns.ɪŋ] [US: ˈmɪns.ɪŋ]

geagiteerd bijvoeglijk naamwoord

overwrought(in a state of excessive nervousness, excitement, or anger)
adjective
[UK: ˌəʊv.ə.ˈrɔːt] [US: ˌoʊv.ər.ˈrɔːt]

geamputeerde substantief

amputee [amputees](person who has had one or more limbs removed)
noun
[UK: ˌæm.pju.ˈtiː] [US: ˌæm.pjə.ˈtiː]

geassorteerde reacties substantief

mixed reaction(state of diverse reception)
noun

gedateerd bijvoeglijk naamwoord

outdated(out of date, old-fashioned, antiquated)
adjective
[UK: aʊt.ˈdeɪ.tɪd] [US: ˈaʊt.ˌde.təd]

gedehydrateerd bijvoeglijk naamwoord

dehydrated(From which the water has been removed)
adjective
[UK: ˌdiː.ˈhaɪ.dreɪ.tɪd] [US: də.ˈhaɪ.dre.təd]

gefeliciteerd interjection

congratulations(expressing approbation)
interjection
[UK: kən.ˌɡræ.tʃʊ.ˈleɪʃ.n̩z] [US: kən.ˌɡræ.tʃə.ˈleɪʃ.n̩z]

happy birthday(good wishes for a birthday)
interjection
[UK: ˈhæp.i ˈbɜːθ.deɪ] [US: ˈhæp.i ˈbɝːθ.ˌde]

gefeliciteerd met je verjaardag interjection

happy birthday(good wishes for a birthday)
interjection
[UK: ˈhæp.i ˈbɜːθ.deɪ] [US: ˈhæp.i ˈbɝːθ.ˌde]

gepatenteerd bijvoeglijk naamwoord

patented(for which a patent has been granted)
adjective
[UK: ˈpeɪtn.tɪd] [US: ˈpæ.tən.təd]

gepirateerd bijvoeglijk naamwoord

pirate(illegal imitated or reproduced)
adjective
[UK: ˈpaɪ.rət] [US: ˈpaɪ.rət]

geporteerd bijvoeglijk naamwoord

well-disposed(friendly and sympathetic)
adjective
[UK: ˌwel dɪs.ˈpəʊzd] [US: ˌwel dɪsˈpoʊzd]

gerelateerd bijvoeglijk naamwoord

related(standing in relation or connection)
adjective
[UK: rɪ.ˈleɪ.tɪd] [US: rə.ˈleɪ.təd]

getalenteerd bijvoeglijk naamwoord

talented(endowed with talents)
adjective
[UK: ˈtæ.lən.tɪd] [US: ˈtæ.lən.təd]

geïrriteerd bijvoeglijk naamwoord

fretty(inclined to fret)
adjective
[UK: frˈeti] [US: frˈeɾi]

huffy(Angry, annoyed)
adjective
[UK: ˈhʌ.fi] [US: ˈhʌ.fi]

miffed(somewhat indignant, irritated, angry, put out or annoyed)
adjective
[UK: ˈmɪft] [US: ˈmɪft]

hanteerbaar bijvoeglijk naamwoord

practicable(serving a useful function; functional or handy)
adjective
[UK: ˈpræk.tɪk.əb.l̩] [US: ˈpræk.tək.əb.l̩]

inverteerbaar bijvoeglijk naamwoord

invertible((mathematics) which has an inverse)
adjective
[UK: ɪnvˈɜːtəbəl] [US: ɪnvˈɜːɾəbəl]

investeerder substantief
{m}

investor [investors](person who invests money in order to make a profit)
noun
[UK: ɪn.ˈve.stə(r)] [US: ˌɪn.ˈve.stər]

koolteer substantief

tar [tars](coal tar)
noun
[UK: tɑː(r)] [US: ˈtɑːr]

objectgeoriënteerd programmeren substantief
{n}

object-oriented programming(programming paradigm that uses objects to design application and computer programs)
noun

ongelimiteerd bijvoeglijk naamwoord

untrammeled(not limited, unrestricted, unrestrained)
adjective
[UK: ʌn.ˈtræm.l̩d] [US: ʌn.ˈtræm.l̩d]

presteerder substantief
{m}

accomplisher(one who accomplishes)
noun
[UK: əˈk.ʌm.plɪ.ʃə(r)] [US: əˈk.ʌm.plɪ.ʃər]

presteerster substantief
{f}

accomplisher(one who accomplishes)
noun
[UK: əˈk.ʌm.plɪ.ʃə(r)] [US: əˈk.ʌm.plɪ.ʃər]

selecteer werkwoord

select [selected, selecting, selects](to choose one or more elements from a set)
verb
[UK: sɪ.ˈlekt] [US: sə.ˈlekt]

verteerbaar bijvoeglijk naamwoord

digestible(capable of being digested)
adjective
[UK: dɪ.ˈdʒe.stəb.l̩] [US: daɪ.ˈdʒe.stəb.l̩]