Dutch | English |
---|---|
in de war brengen werkwoord | confuse [confused, confusing, confuses](to puzzle, perplex, baffle, bewilder somebody) disconcert [disconcerted, disconcerting, disconcerts](upset the composure) jolt [jolted, jolting, jolts](to shock into taking action) puzzle [puzzled, puzzling, puzzles](to perplex) tangle [tangled, tangling, tangles]verb |
in de war gebracht bijvoeglijk naamwoord | bemused(perplexed and bewildered) |
in de war schoppen werkwoord | discombobulate(befuddle) |
in de war zijn werkwoord | boggle [boggled, boggling, boggles](to be bewildered, dumbfounded, or confused) |
in de watten leggen werkwoord | indulge [indulged, indulging, indulges](to satisfy the wishes or whims of) |
in de weg staan werkwoord | impede [impeded, impeding, impedes](to get in the way of; to hinder) |
in der minne bijvoeglijk naamwoord | out-of-court(without resorting to formal legal action) |
in dezelfde geest preposition | in the same vein(of similar kind) |
in dezelfde trant preposition | in the same vein(of similar kind) |
in diepe slaap verzinken werkwoord | zonk out(fall suddenly into a very deep sleep) |
in diskrediet brengen werkwoord | discredit [discredited, discrediting, discredits](harm reputation) |
in dit leven bijwoord | here belowadverb |
in drukletters schrijven werkwoord | print [printed, printing, prints](to write clearly) |
in een goede gezondheid bijvoeglijk naamwoord | all right(in good health) |
in een mum van tijd preposition | in no time(very soon) |
in een notendop bijwoord | in a nutshell(in summary) |
in een oogwenk preposition | in the blink of an eye(immediately, instantaneously) |
in een versnelling komen werkwoord | gear [geared, gearing, gears](to fit with gears in order to achieve a desired gear ratio) |
in een zak steken werkwoord | bag [bagged, bagging, bags](to put into a bag) |
in een zak stoppen werkwoord | bag [bagged, bagging, bags](to put into a bag) |
in een ziekenhuis opnemen werkwoord | hospitalize [hospitalized, hospitalizing, hospitalizes](to send to a hospital) |
in elk geval preposition | in any case(at any rate) |
in elk geval bijwoord | anyway(used to indicate that a statement explains or supports a previous statement) |
in elkaar duiken werkwoord | cower [cowered, cowering, cowers](to crouch in fear) |
in elkaar flansen werkwoord | concoct [concocted, concocting, concocts](to contrive something using skill or ingenuity) rustle up(quickly prepare) |
in elkaar haken werkwoord | hook [hooked, hooking, hooks](to connect) |
in elkaar krimpen werkwoord | cringe [cringed, cringing, cringes](to cower, recoil, shrink, or tense, as in disgust, embarrassment, or fear) |
in elkaar zetten werkwoord | assemble [assembled, assembling, assembles](to put together) |
in enge zin phrase | stricto sensu(in the strict sense) |
in faling bijvoeglijk naamwoord | bankrupt(having been legally declared insolvent) |
in feite preposition | in fact(actually, in truth) |
in gebreke blijvend bijvoeglijk naamwoord | delinquent(late or failing to pay a debt or other financial obligation) |
in gedachte hebben werkwoord | have in mind(consider, intend) |
in gedachten verdiept bijvoeglijk naamwoord | abstracted(separated or disconnected) |
in gedachten verzonken bijvoeglijk naamwoord | preoccupied(concerned with something else, distracted) |