chillen meaning in English

Dutch	English
chillen werkwoord	chill [chilled, chilling, chills](to relax, lie back) verb [UK: tʃɪl] [US: ˈtʃɪl]
duidelijk verschillend bijvoeglijk naamwoord	disparate(composed of inherently different elements) adjective [UK: ˈdɪ.spə.rət] [US: ˈdɪ.spə.rət]
een appeltje te schillen substantief	ax to grind(proposition or point of view) noun
een appeltje te schillen hebben werkwoord	have a bone to pick(have a complaint or grievance) verb
ogen met verschillende kleuren bijvoeglijk naamwoord	walleyed(having eyes of different colour) adjective [UK: ˈwɔːlaɪd] [US: ˈwɔːlaɪd]
schillen werkwoord	pare [pared, paring, pares](To remove the outer covering or skin of something with a knife) verb [UK: peə(r)] [US: ˈper] peel [peeled, peeling, peels](to remove skin) verb [UK: piːl] [US: ˈpiːl] shell [shelled, shelling, shells](to remove the outer covering or shell of something) verb [UK: ʃel] [US: ˈʃel]
schillen substantief {n}	peeling(act of removing the outer surface in strips) noun [UK: ˈpiːl.ɪŋ] [US: ˈpiːl.ɪŋ]
van mening verschillen werkwoord	dissent [dissented, dissenting, dissents](to disagree) verb [UK: dɪ.ˈsent] [US: ˌdɪ.ˈsent]
verschillen werkwoord	differ [differed, differing, differs](not to have the same characteristics) verb [UK: ˈdɪ.fə(r)] [US: ˈdɪ.fər]
verschillend bijvoeglijk naamwoord	different(not the same) adjective [UK: ˈdɪ.frənt] [US: ˈdɪ.fə.rənt]

Your history