Dutch-English dictionary »

appel meaning in English

DutchEnglish
adamsappel substantief
{m}

Adam's apple [Adam's apples](lump in the throat)
noun
[UK: ˈæ.dəmz.ˌæpl] [US: ˈæ.dəmz.ˌæpl]

bittersinaasappel substantief
{m}

bitter orange(fruit)
noun
[UK: ˈbɪ.tə(r) ˈɒ.rɪndʒ] [US: ˈbɪ.tər ˈɔː.rəndʒ]

bloedappelsien substantief
{f}

blood orange [blood oranges](type of orange)
noun
[UK: ˈblʌd.ˌɒ.rɪndʒ] [US: ˈblʌd.ˌɒ.rɪndʒ]

bloedsinaasappel substantief
{f}

blood orange [blood oranges](type of orange)
noun
[UK: ˈblʌd.ˌɒ.rɪndʒ] [US: ˈblʌd.ˌɒ.rɪndʒ]

building waarbij iedere flat individuele eigendom is maar de gronden gemeenschappelijk substantief

condominium [condominiums](building in which each unit is owned by an individual, but the grounds is owned jointly)
noun
[UK: ˌkɒn.də.ˈmɪ.nɪəm] [US: ˌkɑːn.də.ˈmɪ.niəm]

custardappel substantief
{m}

bullock's heart(fruit)
noun

dennenappel substantief

cone [cones](fruit of conifers)
noun
[UK: kəʊn] [US: ˈkoʊn]

dennenappel substantief
{m}

pinecone(seed-bearing cone of a pine tree)
noun
[UK: ˈpaɪnk.əʊn] [US: ˈpaɪnk.əʊn]

door de zure appel werkwoord

bite the bullet(accept or endure a negative aspect of a situation in order to proceed.)
verb

grit one's teeth(face up to a difficult or disagreeable situation, and deal with it)
verb

doornappel substantief

jimsonweed(Datura stramonium)
noun
[UK: dʒˈɪmsənwˌiːd] [US: dʒˈɪmsənwˌiːd]

een appel valt niet ver van de boom phrase

the apple does not fall far from the tree(a child is similar to its parents)
phrase

een appeltje te schillen substantief

ax to grind(proposition or point of view)
noun

een appeltje te schillen hebben werkwoord

have a bone to pick(have a complaint or grievance)
verb

gemeenschappelijk bestuurd gebied of eigendom substantief

condominium [condominiums](joint sovereignty over a territory)
noun
[UK: ˌkɒn.də.ˈmɪ.nɪəm] [US: ˌkɑːn.də.ˈmɪ.niəm]

gemeenschappelijke kennis substantief
{f}

common knowledge(special kind of knowledge for a group of agents)
noun

granaatappel substantief
{m}

pomegranate [pomegranates](fruit of the Punica granatum)
noun
[UK: ˈpɒ.mɪ.ɡræ.nɪt] [US: ˈpɒ.mɪ.ɡræ.nɪt]

kaneelappel substantief

sugar apple(sweetsop)
noun

maatschappelijk bijvoeglijk naamwoord

social(relating to society)
adjective
[UK: ˈsəʊʃ.l̩] [US: ˈsoʊʃ.l̩]

societaladjective
[UK: sə.ˈsaɪət.l̩] [US: sə.ˈsaɪət.l̩]

maatschappelijk middenveld substantief
{n}

civil society(institutions, voluntary organizations and corporate bodies)
noun

maatschappelijk werk substantief
{n}

social work(any of several professions concerned with providing social services)
noun
[UK: ˈsəʊʃ.l̩ ˈwɜːk] [US: ˈsoʊʃ.l̩ ˈwɝːk]

mama appelsap substantief

mondegreen(mishearing)
noun

met appelwangen bijvoeglijk naamwoord

apple-cheeked(having red cheeks)
adjective
[UK: ˈæp.l̩ tʃiːkt] [US: ˈæp.l̩ ˈtʃiːkt]

olifantsappel substantief

wood apple(Limonia acidissima)
noun

onwetenschappelijk bijvoeglijk naamwoord

unscientific(not scientific)
adjective
[UK: ˌʌn.saɪən.ˈtɪ.fɪk] [US: ən.ˌsaɪən.ˈtɪ.fɪk]

oogappel substantief

orb [orbs](poetic: the eye, as luminous and spherical)
noun
[UK: ɔːb] [US: ˈɔːrb]

oogappel substantief
{m}

apple of someone's eye(favourite, a particular preference, or a loved one)
noun
[UK: ˈæp.l̩ əv ˈsəˌm.wənz aɪ] [US: ˈæp.l̩ əv ˈsəˌm.wənz ˈaɪ]

eyeball [eyeballs](ball of the eye)
noun
[UK: ˈaɪ.bɔːl] [US: ˈaɪ.ˌbɒl]

oogappel substantief
{n}

lovely(attractive person)
noun
[UK: ˈlʌv.li] [US: ˈlʌv.li]

orinoco-appel substantief
{m}

cocona(fruit)
noun

pijnappel substantief
{m}

pinecone(seed-bearing cone of a pine tree)
noun
[UK: ˈpaɪnk.əʊn] [US: ˈpaɪnk.əʊn]

pijnappelklier substantief
{m} {f}

pineal gland [pineal glands](small endocrine gland)
noun
[UK: ˈpaɪ.nɪəl ɡlænd] [US: ˌpaɪ.ˈniːəl ˈɡlænd]

populairwetenschappelijk substantief

popular science(of, or having to do with popular science)
noun

pseudowetenschappelijk bijvoeglijk naamwoord

pseudoscientific(of, relating to, or employing pseudoscience)
adjective
[UK: ˌsuːdo.ˌsaɪən.ˈtɪ.fɪk] [US: ˌsuːdo.ˌsaɪən.ˈtɪ.fɪk]

rijksappel substantief
{m}

globus cruciger(royal symbol of power)
noun
[UK: ˈɡlobəs] [US: ˈɡlobəs]

rotte appel substantief
{m}

bad apple(person who is not wholesome)
noun

schappelijk bijvoeglijk naamwoord

fair [fairer, fairest](adequate, reasonable, decent)
adjective
[UK: feə(r)] [US: ˈfer]

schubappel substantief

sugar apple(sweetsop)
noun

sinaasappellimonade substantief

orangeade(orange-flavored soft drink)
noun
[UK: ˌɒ.rɪnʤ.ˈeɪd] [US: ˌɒ.rɪnʤ.ˈeɪd]

123