Duits-Nederlands woordenboek »

falle betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
umfallen [fiel um; ist umgefallen] Verb

omvallenwerkwoord

tenvalkomenwerkwoord

der Unfall [des Unfall(e)s; die Unfälle] Substantiv

accidentm

ongeluksubstantief

ongevalm

verfallen [verfiel; ist verfallen] Verb

afvallenv

afvalligwordenv

ineenstortenv

ineenzakkenv

invervalrakenv

uitvallenv

vervallenv

der Vorfall [des Vorfalles, des Vorfalls; die Vorfälle] Substantiv

gebeurtenism

gelegenheidm

gevalm

der Wasserfall [des Wasserfalles, des Wasserfalls; die Wasserfälle] Substantiv

watervalm

das Wohlgefallen [des Wohlgefallens; —] Substantiv

genoegeno

pleziero

preto

vermaako

der Zufall [des Zufalls; die Zufälle] Substantiv

toevalm

toevalligheidm

zufallen [zufiel; ist zugefallen] Verb

dichtgaanv

sluitenv

toegaanv

toegroeienv

toevallenv

zichsluitenv

zusammenfallen [fiel zusammen; ist zusammengefallen] Verb

samenvallenwerkwoord

der Zwischenfall [des Zwischenfalls, des Zwischenfalles; die Zwischenfälle] Substantiv

afleveringm

episodem

123