Duits-Nederlands woordenboek »

falle betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Beifall [des Beifalls, des Beifalles; —] Substantiv

bijvalm

bijvalsbetuigingm

fiatm

goedkeuringm

toejuichingm

der Durchfall [des Durchfalles/Durchfalls; die Durchfälle] Substantiv

buikloopm

diarreem

der Einfall [des Einfall(e)s; die Einfälle] Substantiv

invalm

einfallen [fiel ein; ist eingefallen] Verb

binnenrukkenv

binnenvallenv

inkalvenv

innemenv

vermeesterenv

zichmeestermakenvanv

entfallen [entfiel; ist entfallen] Verb

afvallenv

afvalligwordenv

uitvallenv

gefallen [gefiel; hat gefallen] Verb

aanstaanwerkwoord

behagenwerkwoord

bevallenwerkwoord

zinnenwerkwoord

das Gefallen [des Gefallens; —] Substantiv

gedienstigheidm

welwillendheidm

in Ohnmacht fallen

bewusteloosraken

bezwijmen

flauwvallenwerkwoord

inzwijmvallen

lästig fallen

belemmerenwerkwoord

hinderenwerkwoord

storenwerkwoord

verstorenwerkwoord

überfallen [überfiel; hat überfallen] Verb

aangrijpenv

aantastenv

aanvallenv

betrappenv

snappenv

tackelenv

verrassenv

umfallen [fiel um; ist umgefallen] Verb

kantelenwerkwoord

kapseizenwerkwoord

123