Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

ehe bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
durchgehen [ging durch; ist durchgegangen] Verb

gaandoorv

eingestehen [gestand ein; hat eingestanden] Verb

bekennenv

erkennenv

toegevenv

entfliehen [entfloh; ist entflohen] Verb

drossenv

heensnellenv

weglopenv

wegrennenv

zichuitdevoetenmakenv

zichwegspoedenv

entstehen [entstand; ist entstanden] Verb

afstammenv

geborenwordenv

hetgevolgzijnvanv

ontluikenv

ontspruitenv

ontstaanv

opkomenv

spruitenv

voortkomenv

wordenv

entziehen [entzog; hat entzogen] Verb

afnemenv

afpakkenv

ontlokkenv

tappenv

tevoorschijntrekkenv

trekkenv

uithalenv

weghalenv

wegnemenv

erziehen [erzog; hat erzogen] Verb

dresserenv

grootbrengenv

kwekenv

onderwijzenv

opleidenv

opvoedenv

das Federvieh [des Federviehs|Federviehes; —] Substantiv

pluimveeo

feststehend

gevestigd

hecht

stevig

vast

5678