Tysk-Holländsk ordbok »

er betyder på holländska

TyskaHolländska
er

'ie

'm

hemwerkwoord

hij

ausmerzen [merzte aus; er hat ausgemerzt] Verb

afslaanv

afwijzenv

neezeggentegenv

verwerpenv

weigerenv

wrakenv

tragen [du trägst, du trugst, du trügest; er trägt; hat getragen; trag (e ) ] Verb

brengenv

dragenv

voerenv

voorhebbenv

erachten [erachtete; hat erachtet] Verb

aantreffenv

achtenv

berekenenv

bevindenv

calculerenv

gelovenv

rekenenv

tellenv

treffenv

uitrekenenv

vanmeningzijnv

vindenv

erbauen [erbaute; hat erbaut] Verb

aanleggenv

bouwenv

construerenv

stichtenv

die Erbauung [der Erbauung; die Erbauungen] Substantiv

bouwsubstantief

constructiesubstantief

gebouwsubstantief

opbouwsubstantief

der Erbe [des Erbes, des Erben; —, die Erben] Substantiv

beërvingm

erfenism

erbeben [erbebte; ist erbebt] Verb

beginnentetrillenwerkwoord

erben [erbte; hat geerbt] Verb

beërvenv

ervenv

erbeuten [erbeutet; hat erbeutet] Verb

beetkrijgenv

12