Tysk-Holländsk ordbok »

amt betyder på holländska

TyskaHolländska
tapfer [tapferer; am tapfersten] Adjektiv

koenbijvoeglijk naamwoord

kranigbijvoeglijk naamwoord

manhaftigbijvoeglijk naamwoord

moedigbijvoeglijk naamwoord

vriendelijkbijvoeglijk naamwoord

täppisch [täppischer; am täppischsten] Adjektiv

knulligbijvoeglijk naamwoord

onbeholpenbijvoeglijk naamwoord

onhandigbijvoeglijk naamwoord

schutterigbijvoeglijk naamwoord

stumperigbijvoeglijk naamwoord

sukkeligbijvoeglijk naamwoord

taub [tauber; am taubsten] Adjektiv

doofbijvoeglijk naamwoord

tauglich [tauglicher; am tauglichsten] Adjektiv

bruikbaarbijvoeglijk naamwoord

geschiktbijvoeglijk naamwoord

teuer [teurer; am teuersten] Adjektiv

duurbijvoeglijk naamwoord

kostbaarbijvoeglijk naamwoord

prijzigbijvoeglijk naamwoord

teuflisch [teuflischer; am teuflischsten] Adjektiv

drommelsbijvoeglijk naamwoord

duivelachtigbijvoeglijk naamwoord

duivelsbijvoeglijk naamwoord

verdomdbijvoeglijk naamwoord

verrektbijvoeglijk naamwoord

weergaasbijvoeglijk naamwoord

theatralisch [theatralischer; am theatralischsten] Adjektiv

schouwburg-bijvoeglijk naamwoord

theater-bijvoeglijk naamwoord

toneel-bijvoeglijk naamwoord

theologisch [theologischer; am theologischsten] Adjektiv

theologischbijvoeglijk naamwoord

theoretisch [theoretischer; am theoretischsten] Adjektiv

theoretischbijvoeglijk naamwoord

tief [tiefer; am tiefsten] Adjektiv

diepbijvoeglijk naamwoord

tödlich [tödlicher; am tödlichsten] Adjektiv

dodelijkbijvoeglijk naamwoord

moorddadigbijvoeglijk naamwoord

toll [toller; am tollsten] Adjektiv

dolbijvoeglijk naamwoord

doldriftigbijvoeglijk naamwoord

dolzinnigbijvoeglijk naamwoord

gekbijvoeglijk naamwoord

krankzinnigbijvoeglijk naamwoord

stapelbijvoeglijk naamwoord

uitzinnigbijvoeglijk naamwoord

verwoedbijvoeglijk naamwoord

waanzinnigbijvoeglijk naamwoord

123