Nederlands-Engels woordenboek »

oude betekenis in Engels

NederlandsEngels
voorouder [voorouders] substantief
{m}

progenitor [progenitors](any of a person's direct ancestors)
noun
[UK: prəʊ.ˈdʒe.nɪ.tə(r)] [US: proʊ.ˈdʒe.nɪ.tə(r)]

vooroudercultus substantief
{m}

ancestor worship(veneration of the spirits of one’s ancestors)
noun

voorouders substantief

ancestry [ancestries](condition as to ancestors)
noun
[UK: ˈæn.se.stri] [US: ˈæn.se.stri]

vooroudertaal substantief

proto-language(common ancestor language)
noun

voorouderverering substantief
{f}

ancestor worship(veneration of the spirits of one’s ancestors)
noun

vreemde oude vent substantief

codger(an amusingly eccentric or grumpy and usually elderly man)
noun
[UK: ˈkɒ.dʒə(r)] [US: ˈkɒ.dʒər]

warm houden werkwoord

warm [warmed, warming, warms](to make or keep warm)
verb
[UK: wɔːm] [US: ˈwɔːrm]

wethouder substantief
{m}

alderman [aldermen](member of a municipal legislative body in a city or town)
noun
[UK: ˈɔːl.də.mən] [US: ˈɒl.dər.mən]

witschouder-mierklauwier substantief

white-shouldered antshrike(passerine bird)
noun

zeer ouderwets bijvoeglijk naamwoord

antediluvian(extremely dated)
adjective
[UK: ˌæn.ti.dɪ.ˈluː.viən] [US: ˌæn.ti.dɪ.ˈluː.viən]

zich bezighouden met werkwoord

handle [handled, handling, handles]((rare in English) to accustom to the hand; to take care of with the hands)
verb
[UK: ˈhæn.dl̩] [US: ˈhæn.dl̩]

zich houden aan werkwoord

abide by(remain faithful to something or someone)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd baɪ] [US: ə.ˈbaɪd baɪ]

zich inhouden werkwoord

forbear [forbore, forborne, forbearing, forbears](to control oneself when provoked)
verb
[UK: fɔː.ˈbeə(r)] [US: fɔːr.ˈbeər]

zich onthouden werkwoord

abstain [abstained, abstaining, abstains](refrain from)
verb
[UK: əb.ˈsteɪn] [US: əb.ˈsteɪn]

zich onthouden werkwoord
{n}

forbear [forbore, forborne, forbearing, forbears](to keep away from)
verb
[UK: fɔː.ˈbeə(r)] [US: fɔːr.ˈbeər]

zich onthouden van werkwoord

forgo [forwent, forgone, forgoing, forgoes](to do without)
verb
[UK: fɔː.ˈɡəʊ] [US: fɒrˈɡo.ʊ]

refrain [refrained, refraining, refrains](to abstain (from))
verb
[UK: rɪ.ˈfreɪn] [US: rə.ˈfreɪn]

zich onthoudend bijvoeglijk naamwoord

abstinent(refraining from indulgence)
adjective
[UK: ˈæb.stɪ.nənt] [US: ˈæb.stə.nənt]

zijn eigen broek ophouden werkwoord

bring home the bacon(to make a living)
verb
[UK: brɪŋ həʊm ðə ˈbeɪk.ən] [US: ˈbrɪŋ hoʊm ðə ˈbeɪk.ən]

zijn hoofd boven water houden werkwoord

keep one's head above water(survive)
verb
[UK: kiːp wʌnz hed ə.ˈbʌv ˈwɔː.tə(r)] [US: ˈkiːp wʌnz ˈhed ə.ˈbʌv ˈwɒ.tər]

zijn mond houden werkwoord

clam up(become silent)
verb
[UK: klæm ʌp] [US: ˈklæm ʌp]

zou/zouden werkwoord

would(indicating an action or state that is conditional on another)
verb
[UK: wʊd] [US: ˈwʊd]

zouden werkwoord

shouldverb
[UK: ʃʊd] [US: ˈʃʊd]

zouden graag willen werkwoord

would like(intransitive)
verb

567

Zoek geschiedenis