Nederlands | Engels |
---|---|
oneervol bijvoeglijk naamwoord | ignoble(not honorable) |
oneervol ontslag substantief {n} | |
ongeëmotioneerd bijvoeglijk naamwoord | impassive(having, or revealing, no emotion) |
ongeraffineerd bijvoeglijk naamwoord | crude [cruder, crudest](being in a natural state) |
ongevaccineerd bijvoeglijk naamwoord | unvaccinated(not vaccinated) |
op en neer bijwoord | to and fro(back and forth) up and down(upward and downward, alternately) |
opponeerbaar bijvoeglijk naamwoord | opposable(capable of being placed opposite) |
pioneer substantief {m} | pioneer [pioneers](member of a child organization in the Soviet bloc) |
reverse engineeren substantief | reverse engineering(analyzing the construction and operation of a product in order to manufacture a similar one) |
sneer substantief {f} | snub [snubs](deliberate affront or slight) |
telkens wanneer bijwoord | every time(at each occasion that) |
teneergeslagen bijvoeglijk naamwoord | crestfallen(depressed) |
teneergeslagenheid substantief {f} | malaise [malaises](ambiguous feeling of mental or moral depression) |
terneergeslagen bijvoeglijk naamwoord | dejected(sad and dispirited) despondent(in low spirits from loss of hope or courage) |
vastgebetonneerd bijvoeglijk naamwoord | embedded(partially buried in concrete or planted in earth) |
wanneer pronoun | when(what time; which time) |
wanneer bijwoord | when(at what time, as a direct question) |
wanneer voegwoord | when(as soon as, at the time that) |
wanneer dan ook bijwoord | anytime(at any time) |
wanneer de avond valt preposition | at dark(during nightfall) |
wanneer het goed uitkomt substantief | convenience [conveniences](convenient time) |
wanneer ook voegwoord | wheneverconjunction |
wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen bijwoord | when Hell freezes over(never) when pigs fly(never, expressed by an idiom) |
zich neerleggen werkwoord | resign oneself(give up) |
zich neerleggen bij werkwoord | abide by(accept a decision or law and act in accordance with it) |