Nederlands-Engels woordenboek »

knopen betekenis in Engels

NederlandsEngels
knopen werkwoord

bend [bent, bent, bending, bends](to tie a line)
verb
[UK: bend] [US: ˈbend]

knot [knotted, knotting, knots](form into a knot; tie with knot(s))
verb
[UK: nɒt] [US: ˈnɑːt]

tie [tied, tied, tying, ties](to attach or fasten with string)
verb
[UK: taɪ] [US: ˈtaɪ]

knopentheorie substantief
{f}

knot theory(branch of topology)
noun
[UK: nɒt ˈθɪə.ri] [US: ˈnɑːt ˈθɪ.ri]

aaneenknopen werkwoord

knot [knotted, knotting, knots](form into a knot; tie with knot(s))
verb
[UK: nɒt] [US: ˈnɑːt]

de eindjes aan elkaar knopen werkwoord

make ends meet(get by financially)
verb
[UK: ˈmeɪk endz miːt] [US: ˈmeɪk ˈendz ˈmiːt]

dichtknopen werkwoord

button [buttoned, buttoning, buttons](to fasten with a button)
verb
[UK: ˈbʌt.n̩] [US: ˈbʌt.n̩]

knot [knotted, knotting, knots](form into a knot; tie with knot(s))
verb
[UK: nɒt] [US: ˈnɑːt]

losknopen werkwoord

untie [untied, untying, unties](to loosen, as something interlaced or knotted)
verb
[UK: ʌn.ˈtaɪ] [US: ʌn.ˈtaɪ]

vastknopen werkwoord

tie [tied, tied, tying, ties](to attach or fasten with string)
verb
[UK: taɪ] [US: ˈtaɪ]

verknopen werkwoord

entangle [entangled, entangling, entangles](twist or interweave)
verb
[UK: ɪn.ˈtæŋ.ɡl̩] [US: en.ˈtæŋ.ɡl̩]

Zoek geschiedenis