Nederlands-Engels woordenboek »

goedkoop betekenis in Engels

NederlandsEngels
goedkoop bijvoeglijk naamwoord

budget(appropriate to a restricted budget)
adjective
[UK: ˈbʌ.dʒət] [US: ˈbʌ.dʒət]

cheap [cheaper, cheapest](low and/or reduced in price)
adjective
[UK: tʃiːp] [US: ˈtʃiːp]

inexpensive(low in price)
adjective
[UK: ˌɪ.nɪk.ˈspen.sɪv] [US: ˌɪ.nɪk.ˈspen.sɪv]

tacky(colloquial: of low quality)
adjective
[UK: ˈtæk.i] [US: ˈtæk.i]

goedkoop is duurkoop phrase

buy cheap, buy twice(buying a cheap product is a false economy)
phrase

Zoek geschiedenis