gips betekenis in Engels

Nederlands	Engels
gips substantief {m}	cast [casts](medicine: supportive and immobilising device) noun [UK: kɑːst] [US: ˈkæst]
gips substantief {n}	gypsum(mineral) noun [UK: ˈdʒɪp.səm] [US: ˈdʒɪp.səm] parget(gypsum) noun [UK: ˈpɑː.dʒɪt] [US: ˈpɑːr.dʒɪt]
gipsen werkwoord	parget(to coat with gypsum) verb [UK: ˈpɑː.dʒɪt] [US: ˈpɑːr.dʒɪt]
gipsen bijvoeglijk naamwoord	gypseous(containing gypsum) adjective [UK: ˈdʒɪp.sɪəs] [US: ˈdʒɪp.siːəs]
gipskarton substantief {n}	drywall(building material) noun [UK: ˈdraɪ.ˌwɑːl] [US: ˈdraɪ.ˌwɑːl]
gipsplaat substantief {f}	drywall(building material) noun [UK: ˈdraɪ.ˌwɑːl] [US: ˈdraɪ.ˌwɑːl]

Zoek geschiedenis