economisch betekenis in Engels

Nederlands	Engels
economisch bijvoeglijk naamwoord	economic(pertaining to an economy) adjective [UK: ˌiːk.ə.ˈnɒ.mɪk] [US: ˌek.ə.ˈnɑː.mɪk] prudent(frugal; economical; not extravagant) adjective [UK: ˈpruːdnt] [US: ˈpruː.dənt]
Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties eigennam	United Nations Economic and Social Council(one of the six principal organs of the United Nations) proper noun
economische groei substantief {f}	economic growth(growth) noun
macro-economisch bijvoeglijk naamwoord	macroeconomic(relating to macroeconomics) adjective [UK: ˌmæ.krəʊ.ˌiːk.ə.ˈnɒ.mɪks] [US: ˌmækro.ʊ.ˌiːk.ə.ˈnɒ.mɪks]
micro-economisch bijvoeglijk naamwoord	microeconomic(relating to a microeconomy) adjective [UK: ˌmaɪk.rəʊ.ˌek.ə.ˈnɒm.ɪk] [US: ˌmaɪk.roʊ.ˌek.ə.ˈnɑːm.ɪk]

Zoek geschiedenis