Nederlands-Engels woordenboek »

bezig betekenis in Engels

NederlandsEngels
bezig preposition

at it(in the middle of a given activity)
preposition
[UK: ət ɪt] [US: ət ˈɪt]

bezig bijvoeglijk naamwoord

busy [busier, busiest](doing a great deal)
adjective
[UK: ˈbɪ.zi] [US: ˈbɪ.zi]

occupied(busy)
adjective
[UK: ˈɒ.kjʊ.paɪd] [US: ˈɑː.kjə.ˌpaɪd]

bezig met bijvoeglijk naamwoord

up to(doing; involved in)
adjective
[UK: ʌp.tuː] [US: ʌp.tuː]

bezigheid substantief
{f}

occupation [occupations](activity or task with which one occupies oneself)
noun
[UK: ˌɒ.kjʊ.ˈpeɪʃ.n̩] [US: ˌɑː.kjə.ˈpeɪʃ.n̩]

bezighouden werkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs](to occupy fully)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb] [US: əb.ˈzɔːrb]

consume [consumed, consuming, consumes](occupy thoughts)
verb
[UK: kən.ˈsjuːm] [US: kən.ˈsuːm]

goed bezig interjection

good job(a phrase used to praise for a good job or efforts)
interjection
[UK: ɡʊd dʒɒb] [US: ˈɡʊd ˈdʒɑːb]

volledig bezighoudend bijvoeglijk naamwoord

engrossing(absorbing)
adjective
[UK: ɪn.ˈɡrəʊs.ɪŋ] [US: ɪnˈɡro.ʊs.ɪŋ]

waar ben je mee bezig? phrase

what are you doingphrase

zich bezighouden met werkwoord

handle [handled, handling, handles]((rare in English) to accustom to the hand; to take care of with the hands)
verb
[UK: ˈhæn.dl̩] [US: ˈhæn.dl̩]

zinloze bezigheid substantief
{f}

mug's game( A foolish, profitless, or hopeless undertaking.)
noun
[UK: mʌgz geɪm ] [US: mʌgz geɪm ]

Zoek geschiedenis