afschrik betekenis in Engels

Nederlands	Engels
afschrik substantief {m}	deterrent [deterrents](something that deters) noun [UK: dɪ.ˈte.rənt] [US: də.ˈtɝː.rənt]
afschrikken werkwoord	daunt [daunted, daunting, daunts](to discourage) verb [UK: dɔːnt] [US: ˈdɒnt] faze [fazed, fazing, fazes](to frighten or cause hesitation; to daunt, put off; to disconcert, perturb) verb [UK: ˈfeɪz] [US: ˈfeɪz]
afschrikken substantief	quenching(rapid cooling of hot metal object) noun [UK: ˈkwentʃ.ɪŋ] [US: ˈkwentʃ.ɪŋ]
afschrikkend bijvoeglijk naamwoord	deterrent(serving to deter) adjective [UK: dɪ.ˈte.rənt] [US: də.ˈtɝː.rənt]
afschrikking substantief {f}	deterrence(art of producing fear of attacking) noun [UK: dɪ.ˈte.rənt] [US: də.ˈtɜː.rəns]
afschrikwekkend bijvoeglijk naamwoord	dour [dourer, dourest](stern, harsh and forbidding) adjective [UK: dʊə(r)] [US: ˈdaʊər] heinous(totally reprehensible) adjective [UK: ˈheɪ.nəs] [US: ˈheɪ.nəs]

Zoek geschiedenis