Nederlands-Engels woordenboek »

-werk betekenis in Engels

NederlandsEngels
-werk {n}

-ing(materials, systems of objects)

aan het spoor werken werkwoord

railroad [railroaded, railroading, railroads](to work for a railroad)
verb
[UK: ˈreɪl.rəʊd] [US: ˈreɪlroʊd]

aan het werk preposition

at work(in the process of doing work)
preposition
[UK: ət ˈwɜːk] [US: ət ˈwɝːk]

averechts werken werkwoord

backfire [backfired, backfiring, backfires](fail)
verb
[UK: ˈbæk.ˌfaɪə(r)] [US: ˈbæk.ˌfaɪr]

bepaald werkwoord substantief
{n}

concrete verb(type of verbs)
noun

buiten werking preposition

out of order(not functioning properly)
preposition
[UK: ˈaʊt əv ˈɔː.də(r)] [US: ˈaʊt əv ˈɔːr.dər]

buiten werking bijvoeglijk naamwoord

defunct(no longer in use)
adjective
[UK: dɪ.ˈfʌŋkt] [US: də.ˈfəŋkt]

buiten werking stellen werkwoord

abolish [abolished, abolishing, abolishes](to destroy)
verb
[UK: ə.ˈbɒ.lɪʃ] [US: ə.ˈbɑː.ˌlɪʃ]

de werkelijkheid substantief
{f}

reality [realities](entirety of all that is real)
noun
[UK: rɪ.ˈæ.lɪ.ti] [US: ri.ˈæ.lə.ti]

defectief werkwoord substantief
{n}

defective verb(verb with an incomplete conjugation)
noun

een goed begin is het halve werk phrase

well begun is half done(much depends on the beginning of an endeavour)
phrase

een kwaad werkman heeft altijd slecht getuig phrase

a bad workman always blames his tools(not the tools but how they're employed)
phrase

er flink voor werken werkwoord

break a sweat(to put effort into something)
verb

gelijkenis met de werkelijkheid substantief
{f}

verisimilitude [verisimilitudes](property of seeming true)
noun
[UK: ˌve.rɪ.sɪ.ˈmɪ.lɪ.tjuːd] [US: ˌve.rə.sə.ˈmɪ.lə.ˌtuːd]

huishoudelijk werk substantief
{n}

housework(domestic household chores)
noun
[UK: ˈhaʊs.wɜːk] [US: ˈhaʊs.wərk]

in werkelijkheid preposition

as a matter of fact(actually)
preposition
[UK: əz ə ˈmæ.tə(r) əv fækt] [US: ˈæz ə ˈmæ.tər əv ˈfækt]

in werkelijkheid bijwoord

actually(In act or in fact; really; in truth; positively)
adverb
[UK: ˈæk.tʃuə.li] [US: ˈæk.tʃə.wə.li]

maatschappelijk werk substantief
{n}

social work(any of several professions concerned with providing social services)
noun
[UK: ˈsəʊʃ.l̩ ˈwɜːk] [US: ˈsoʊʃ.l̩ ˈwɝːk]

modaal werkwoord substantief
{n}

modal verbnoun
[UK: ˈməʊd.l̩ vɜːb] [US: ˈmoʊd.l̩ ˈvɝːb]

onovergankelijk werkwoord substantief
{n}

intransitive verb(action verb not taking a direct object, see also: neuter)
noun
[UK: ɪn.ˈtræn.sə.tɪv vɜːb] [US: ɪn.ˈtræn.sə.tɪv ˈvɝːb]

op de heupen werken werkwoord

nettle [nettled, nettling, nettles](to pique, irritate, vex or provoke someone)
verb
[UK: ˈnet.l̩] [US: ˈnet.l̩]

op de zenuwen werken werkwoord

get on someone's nerves(annoy or irritate)
verb
[UK: ˈɡet ɒn ˈsəˌm.wənz nɜːvz] [US: ˈɡet ɑːn ˈsəˌm.wənz ˈnɝːvz]

grate [grated, grating, grates](to grate on one's nerves, irritate)
verb
[UK: ɡreɪt] [US: ˈɡreɪt]

op iemands zenuwen werken werkwoord

nark(annoy)
verb
[UK: nɑːk] [US: ˈnɑːrk]

over haar werk blijven praten werkwoord

talk shop(discuss one's work)
verb
[UK: ˈtɔːk ʃɒp] [US: ˈtɔːk ˈʃɑːp]

overgankelijk werkwoord substantief
{n}

transitive verb(a verb that is accompanied by a direct object)
noun
[UK: ˈtræn.sə.tɪv vɜːb] [US: ˈtræn.sə.tɪv ˈvɝːb]

scheidbaar werkwoord substantief

separable verb(type of verb)
noun

slechte werking substantief
{f}

malfunction [malfunctions](faulty functioning)
noun
[UK: ˌmæl.ˈfʌŋk.ʃn̩] [US: mæl.ˈfəŋk.ʃn̩]

snappen hoe het werkt werkwoord

get the hang of(to learn to handle with some skill)
verb
[UK: ˈɡet ðə hæŋ əv ˈsʌm.θɪŋ] [US: ˈɡet ðə ˈhæŋ əv ˈsʌm.θɪŋ]

sterk werkwoord substantief
{n}

strong verb(verb type)
noun

structurele werkloosheid substantief

structural unemployment((economics) a type of unemployment)
noun

tot laat in de nacht werken werkwoord

burn the midnight oil(work through the night)
verb
[UK: bɜːn ðə ˈmɪd.naɪt ɔɪl] [US: ˈbɝːn ðə ˈmɪd.ˌnaɪt ˌɔɪl]

transitief werkwoord substantief
{n}

transitive verb(a verb that is accompanied by a direct object)
noun
[UK: ˈtræn.sə.tɪv vɜːb] [US: ˈtræn.sə.tɪv ˈvɝːb]

vele handen maken licht werk phrase

many hands make light work(a large number of people cooperating can perform tasks easily)
phrase

virtuele werkelijkheid substantief

virtual reality [virtual realities]noun
[UK: ˈvɜː.tʃʊəl rɪ.ˈæ.lɪ.ti] [US: ˈvɝː.tʃuːəl ri.ˈæ.lə.ti]

wederkerend werkwoord substantief
{n}

reflexive verb(verb with equivalent subject and direct object)
noun
[UK: rɪ.ˈflek.sɪv vɜːb] [US: rə.ˈflek.sɪv ˈvɝːb]

zich uit de naad werken werkwoord

work someone's ass off(to work excessively)
verb

zwak werkwoord substantief
{n}

weak verbnoun

Zoek geschiedenis