Nederlands-Duits woordenboek »

teen betekenis in Duits

NederlandsDuits
steentje o

das Steinchen [des Steinchens; die Steinchen]Substantiv

steenuil m

der Kauz [des Kauzes; die Käuze]Substantiv

steenvlas

Amianth

talksteen m

der Talk [des Talks, des Talkes; —, die Talks]Substantiv

tegelsteen substantief

die Fliese [der Fliese; die Fliesen]Substantiv

die Kachel [der Kachel; die Kacheln]Substantiv

toteenabcesworden v

eitern [eiterte; hat geeitert]Verb

toteengeheelverenigen werkwoord

zusammenballen [ballte zusammen; hat zusammengeballt]Phrase

tufsteen m

Tuffstein

uiteen-

auseinander-

ver-

zer-

uiteengaan werkwoord

auseinandergehen [ging auseinander; ist auseinandergegangen]Verb

sich überwerfen

uiteengaan v

verfließen [verfloss; ist verflossen]Verb

uiteenlopen werkwoord

auseinandergehen [ging auseinander; ist auseinandergegangen]Verb

differieren [differierte; hat differiert]Verb

sich unterscheiden

uiteenlopen v

abweichen [wich ab; ist abgewichen]Verb

divergieren [divergierte; hat divergiert]Verb

uiteenlopend bijvoeglijk naamwoord

verschieden [verschiedner; am verschiedensten]Adjektiv

verschiedenartig [verschiedenartiger; am verschiedenartigsten]Adjektiv

uiteenslaan werkwoord

zerschlagen [zerschlug; hat zerschlagen]Verb

vuursteen m

der Flint [des Flintes|Flints; die Flinte]Substantiv

der Kiesel [des Kiesels; die Kiesel]Substantiv

der Kieselstein [des Kieselsteines, des Kieselsteins; die Kieselsteine]Substantiv

123