Duits-Nederlands woordenboek »

auseinandergehen betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
auseinandergehen [ging auseinander; ist auseinandergegangen] Verb

divergerenwerkwoord

scheidenwerkwoord

uiteengaanwerkwoord

uiteenlopenwerkwoord

vaneengaanwerkwoord

zichverspreidenwerkwoord