Nederlands-Duits woordenboek »

laat betekenis in Duits

NederlandsDuits
laat bijvoeglijk naamwoord

spät [später; am spätesten]Adjektiv

laatdunkend bijvoeglijk naamwoord

anmaßend [anmaßender; am anmaßendsten]Adjektiv

hochfahrendAdjektiv

hochmütig [hochmütiger; am hochmütigsten]Adjektiv

impertinent [impertinenter; am impertinentesten]Adjektiv

übermütig [übermütiger; am übermütigsten]Adjektiv

laatkop m

der Schröpfkopf [des Schröpfkopfes, des Schröpfkopfs; die Schröpfköpfe]Substantiv

laatst

letzter

letztes

laatst bijvoeglijk naamwoord

letzteAdjektiv

laatstleden bijvoeglijk naamwoord

vorigAdjektiv

aanlegplaats m

der Bahnsteig [des Bahnsteig(e)s; die Bahnsteige]Substantiv

der Kai [des Kais; die Kais]Substantiv

aflaat m

der AblaßSubstantiv

ankerplaats substantief

die Reede [der Reede; die Reeden]Substantiv

badplaats m

der Badeort [des Badeortes, des Badeorts; die Badeorte]Substantiv

begraafplaats m

der Friedhof [des Friedhof(e)s; die Friedhöfe]Substantiv

der Kirchhof [des Kirchhof(e)s; die Kirchhöfe]Substantiv

begraafplaats m
gehoben, landschaftlich

der Gottesacker [des Gottesackers; die Gottesäcker]Substantiv

bergplaats substantief

die Gewahrsam [der Gewahrsams|Gewahrsams; die Gewahrsame]Substantiv

bewaarplaats substantief

die Gewahrsam [der Gewahrsams|Gewahrsams; die Gewahrsame]Substantiv

binnenplaats m

der Hof [des Hofs, des Hofes; die Höfe]Substantiv

binnenplaats v

Hofraum

consulaat o

das Konsulat [des Konsulats; die Konsulate]Substantiv

deplaatsinnemenvan v

ablösen [löste ab; hat abgelöst]Verb

ersetzen [ersetzte; hat ersetzt]Verb

dunnemetaalplaat o

das Blech [des Blech(e)s; die Bleche]Substantiv

gelaat o

das Angesicht [des Angesicht(e)s; die Angesichter/Angesichte]Substantiv

das Antlitz [des Antlitzes; die Antlitze]Substantiv

gelaat o
veraltet

das Gesicht [des Gesichtes/Gesichts; die Gesichter]Substantiv

gelaatstrek m

der Gesichtszug [des Gesichtszuges, des Gesichtszugs; die Gesichtszüge]Substantiv

der Zug [des Zuges, des Zugs; die Züge]Substantiv

gelaatstrekken substantief

die Physiognomie [der Physiognomie; die Physiognomien]Substantiv

gelaatsuitdrukking substantief

die Miene [der Miene; die Mienen]Substantiv

gelaatsuitdrukking o

das Aussehen [des Aussehens]Substantiv

das ÄußereSubstantiv

gelaatsuitdrukking o
veraltet

das Gesicht [des Gesichtes/Gesichts; die Gesichter]Substantiv

grammofoonplaat substantief

die Wurfscheibe [der Wurfscheibe; die Wurfscheiben]Substantiv

grammofoonplaat m

der Diskus [des Diskus, des Diskusses; die Diskusse, die Disken]Substantiv

hierterplaatse bijvoeglijk naamwoord

hiesigAdjektiv

12

Zoek geschiedenis