Nederlands-Duits woordenboek »

gaan betekenis in Duits

NederlandsDuits
voorgaand bijvoeglijk naamwoord

vorigAdjektiv

voortgaan werkwoord

fortführen [führte fort; hat fortgeführt]Verb

voortgaan v

fortfahren [fuhr fort; hat/ist fortgefahren]Verb

vooruitgaan werkwoord

Fortschritt machen

vorschreiten [schritt vor; ist vorgeschritten]Phrase

vooruitgaan v

fortschreiten [schritt fort; ist fortgeschritten]Verb

weergaan werkwoord

zurückkehren [kehrte zurück; ist zurückgekehrt]Verb

weggaan v

abreisen [reiste ab; ist abgereist]Verb

fortgehen [ging fort; ist fortgegangen]Verb

zigzaggaan

im Zickzack gehen

im Zickzack verlaufen

456

Zoek geschiedenis