tiszt meaning in Dutch

Hungarian	Dutch
tiszt főnév	officier◼◼◼m commandant◼◼◻m ambtenaar [ambtenaren]◼◼◻m functionaris◼◼◻m betrekking◼◼◻v
tiszta melléknév	schoon◼◼◼bijvoeglijk naamwoord pure◼◼◼bijvoeglijk naamwoord zuiver◼◼◼bijvoeglijk naamwoord duidelijk◼◼◼bijvoeglijk naamwoord helder◼◼◼bijvoeglijk naamwoord puur◼◼◼bijvoeglijk naamwoord zeker◼◼◻bijvoeglijk naamwoord netjes◼◼◻bijvoeglijk naamwoord rein◼◼◻bijvoeglijk naamwoord eenvoudig◼◼◻bijvoeglijk naamwoord klaar◼◼◻bijvoeglijk naamwoord proper◼◼◻bijvoeglijk naamwoord louter◼◼◻bijvoeglijk naamwoord absoluut◼◼◻bijvoeglijk naamwoord enkel◼◼◻bijvoeglijk naamwoord simpel◼◼◻bijvoeglijk naamwoord vlekkeloos◼◻◻bijvoeglijk naamwoord fatsoenlijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord blanco◼◻◻bijvoeglijk naamwoord hel◼◻◻ onbewolkt◼◻◻bijvoeglijk naamwoord volstrekt◼◻◻bijvoeglijk naamwoord opeens◼◻◻bijwoord kuis◼◻◻ onversneden◼◻◻bijvoeglijk naamwoord doorschijnend◼◻◻ onvoorwaardelijk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord onvermengd◼◻◻ enkelvoudig◼◻◻bijvoeglijk naamwoord vioolo netbijvoeglijk naamwoord
tiszta ige	reinigen◼◼◻werkwoord opschonen◼◻◻werkwoord opklaren◼◻◻werkwoord
tiszta főnév	sigaar◼◻◻v

Your history