German-Dutch dictionary »

verschieden [verschiedner; am verschiedensten] meaning in Dutch

GermanDutch
verschieden [verschiedner; am verschiedensten] Adjektiv

menigvoudigbijvoeglijk naamwoord

menigvuldigbijvoeglijk naamwoord

uiteenlopendbijvoeglijk naamwoord

verschillendbijvoeglijk naamwoord

verschiedenartig [verschiedenartiger; am verschiedenartigsten] Adjektiv

uiteenlopendbijvoeglijk naamwoord

verschillendbijvoeglijk naamwoord

verschiedene Adjektiv

diversebijvoeglijk naamwoord

verscheidenebijvoeglijk naamwoord