German | Dutch |
---|---|
die Verstopfung [der Verstopfung; die Verstopfungen] Substantiv | opstoppingsubstantief verstoppingsubstantief |
verstorben Adjektiv | afgestorvenbijvoeglijk naamwoord doodbijvoeglijk naamwoord overledenbijvoeglijk naamwoord terzielebijvoeglijk naamwoord |
der Verstorbener Substantiv | dodesubstantief gestorvenesubstantief overledenesubstantief |
verstört [verstörter; am verstörtesten] Adjektiv | verwardbijvoeglijk naamwoord |
der Versuch [des Versuches, des Versuchs; die Versuche] Substantiv | testm |
versuchen [versuchte; hat versucht] Verb | |
die Versuchung [der Versuchung; die Versuchungen] Substantiv | aanvechtingsubstantief temptatiesubstantief verleidingsubstantief verlokkingsubstantief verzoekingsubstantief |
versüßen [versüßte; hat versüßt] Verb | |
divers [diverser; am diversesten] Adjektiv | menigvoudigbijvoeglijk naamwoord menigvuldigbijvoeglijk naamwoord verschillendbijvoeglijk naamwoord |
universal [universaler; am universalsten] Adjektiv | algemeenbijvoeglijk naamwoord |