German-Dutch dictionary »

veraltet meaning in Dutch

GermanDutch
veraltet [veralteter; am veraltetsten] Adjektiv

archaïschbijvoeglijk naamwoord

verouderdbijvoeglijk naamwoord

das Gemach [des Gemach(e)s; die Gemächer/(veraltet:) Gemache] Substantiv

appartemento

flato

kamero

lokaalo

vertreko

der Löwe [des Löwen; die Löwen] (veraltet/poetisch/mundartlich: Leu) Substantiv

leeuwm

veralten [veraltete; ist veraltet] Verb

verouderenv

werden [wurde/(veraltet:) ward; ist geworden] Verb

gebeurenwerkwoord

ontstaanwerkwoord

opkomenwerkwoord

rakenwerkwoord

toegaanwerkwoord

voortganghebbenwerkwoord

wordenwerkwoord

jagen [jagte (veraltet: jug); hat/ist gejagt] Verb

aandrijvenv

bejagenv

drijvenv

jachtmakenopv

jagenv

opjagenv

voortdrijvenv