German | Dutch |
---|---|
veraltet [veralteter; am veraltetsten] Adjektiv | archaïschbijvoeglijk naamwoord verouderdbijvoeglijk naamwoord |
das Gemach [des Gemach(e)s; die Gemächer/(veraltet:) Gemache] Substantiv | flato |
der Löwe [des Löwen; die Löwen] (veraltet/poetisch/mundartlich: Leu) Substantiv | |
veralten [veraltete; ist veraltet] Verb | |
werden [wurde/(veraltet:) ward; ist geworden] Verb | gebeurenwerkwoord ontstaanwerkwoord opkomenwerkwoord rakenwerkwoord toegaanwerkwoord voortganghebbenwerkwoord wordenwerkwoord |
jagen [jagte (veraltet: jug); hat/ist gejagt] Verb |