same meaning in Dutch

German	Dutch
gehorsam [gehorsamer; am gehorsamsten] Adjektiv	gedweebijvoeglijk naamwoord gehoorzaambijvoeglijk naamwoord gewilligbijvoeglijk naamwoord makbijvoeglijk naamwoord tambijvoeglijk naamwoord volgzaambijvoeglijk naamwoord
die Gewahrsam [der Gewahrsams\|Gewahrsams; die Gewahrsame] Substantiv	bergplaatssubstantief bergruimtesubstantief bewaarplaatssubstantief opslagsubstantief opslagplaatssubstantief
gewaltsam [gewaltsamer; am gewaltsamsten] Adjektiv	gewelddadigbijvoeglijk naamwoord
grausam [grausamer; am grausamsten] Adjektiv	barbaarsbijvoeglijk naamwoord wreedbijvoeglijk naamwoord wreedaardigbijvoeglijk naamwoord
das Posament [des Posaments, des Posamentes; die Posamenten] Substantiv	belegselo passemento
seltsam [seltsamer; am seltsamsten] Adjektiv	curieusbijvoeglijk naamwoord eigenaardigbijvoeglijk naamwoord gekbijvoeglijk naamwoord raarbijvoeglijk naamwoord typischbijvoeglijk naamwoord vreemdbijvoeglijk naamwoord vreemdsoortigbijvoeglijk naamwoord wonderlijkbijvoeglijk naamwoord
sittsam [sittsamer; am sittsamsten] Adjektiv	braafbijvoeglijk naamwoord deugdzaambijvoeglijk naamwoord eerbaarbijvoeglijk naamwoord
sorgsam [sorgsamer; am sorgsamsten] Adjektiv	zorgvuldigbijvoeglijk naamwoord zorgzaambijvoeglijk naamwoord
strebsam [strebsamer; am strebsamsten]	ijverigbijvoeglijk naamwoord naarstigbijvoeglijk naamwoord nijverbijvoeglijk naamwoord vlijtigbijvoeglijk naamwoord
unbeugsam [unbeugsamer; am unbeugsamsten] Adjektiv	onbuigbaarbijvoeglijk naamwoord

Your history