German-Dutch dictionary »

passieren meaning in Dutch

GermanDutch
passieren [passierte; hat/ist passiert] (Akkusativ) Verb

aandehandzijnwerkwoord

gebeurenwerkwoord

geschiedenwerkwoord

omkomenwerkwoord

overdrijvenwerkwoord

overgaanwerkwoord

vergaanwerkwoord

verlopenwerkwoord

verstrijkenwerkwoord

voorkomenwerkwoord

voorvallenwerkwoord