German-Dutch dictionary »

neigen meaning in Dutch

GermanDutch
neigen [neigte; hat geneigt] Verb

buigenv

doenoverhellenv

neigenv

hinneigen [neigte hin; hat hingeneigt] Verb

buigenwerkwoord

doenoverhellenwerkwoord

neigenwerkwoord

sich verneigen

buigenwerkwoord

eenbuigingmaken

nijgen