German-Dutch dictionary »

höhe meaning in Dutch

GermanDutch
die Höhe [der Höhe; die Höhen] Substantiv

heuvelsubstantief

hoogtesubstantief

standsubstantief

verhevenheidsubstantief

verhogingsubstantief

höher Adjektiv

opperstebijvoeglijk naamwoord

prevalentbijvoeglijk naamwoord

superieurbijvoeglijk naamwoord

hoch [höher; am höchsten] Adjektiv

hoogbijvoeglijk naamwoord

verhevenbijvoeglijk naamwoord

erhöhen [erhöhte; hat erhöht] Verb

opdrijvenv

ophogenv

verheffenv

verhogenv