German-Dutch dictionary »

espe meaning in Dutch

GermanDutch
die Espe [der Espe; die Espen] Substantiv

espsubstantief

ratelpopuliersubstantief

Esperantismus

esperantisme

der Esperantist [des Esperantisten; die Esperantisten] Substantiv

Esperantistm

das Esperanto [des Esperanto, des Esperantos; —] Substantiv

Esperantoo

respektvoll [respektvoller; am respektvollsten] Adjektiv

eerbiedigbijvoeglijk naamwoord

das Gespenst [des Gespenstes; die Gespenster] Substantiv

blindeo

blindebijkaarspelo

geesto

schimo

spooko

sperren [sperrte; hat gesperrt] Verb

aanhoudenv

afdammenv

afsluitenv

belemmerenv

boycottenv

doodverklarenv

kerenv

stilleggenv

stilzettenv

stoppenv

stuitenv

stuwenv

versperrenv

der Getreidespeicher [des Getreidespeichers; die Getreidespeicher] Substantiv

graanpakhuism

graanschuurm

der Respekt [des Respekt(e)s; —] Substantiv

eerbiedm

egardsm

ontzagm

respectm

respektieren [respektierte; hat respektiert] Verb

eerbiedigenv

respecterenv

respektiv

respectievelijk

die Wespe [der Wespe; die Wespen] Substantiv

wespsubstantief