German-Dutch dictionary »

entsprechen meaning in Dutch

GermanDutch
entsprechen [entsprach; hat entsprochen] Verb

corresponderenv

evenarenv

gelijkzijnaanv

entsprechend Adjektiv

adequaatbijvoeglijk naamwoord

bijbehorendbijvoeglijk naamwoord

bijpassendbijvoeglijk naamwoord

overeenstemmendbijvoeglijk naamwoord

passendbijvoeglijk naamwoord