German-Dutch dictionary »

besetzt meaning in Dutch

GermanDutch
besetzt Adjektiv

bezetbijvoeglijk naamwoord

bezigbijvoeglijk naamwoord

ingesprekbijvoeglijk naamwoord

volhandigbijvoeglijk naamwoord

besetzen [besetzte; hat besetzt] Verb

afzettenv

bekledenv

beslaanv

bezettenv

bezighoudenv

garnerenv

inbeslagnemenv

stofferenv

uitmonsterenv