German-Dutch dictionary »

behagen meaning in Dutch

GermanDutch
behagen [behagte; hat behagt] Phrase

aanstaanwerkwoord

behagenwerkwoord

betamemwerkwoord

bevallenwerkwoord

gelegenkomenwerkwoord

passenwerkwoord

schikkenwerkwoord

uitkomenwerkwoord

voegenwerkwoord

zinnenwerkwoord