German-Dutch dictionary »

befestigt meaning in Dutch

GermanDutch
befestigt

fermbijvoeglijk naamwoord

forsbijvoeglijk naamwoord

hecht

potigbijvoeglijk naamwoord

robuustbijvoeglijk naamwoord

sterk

stevig

stoerbijvoeglijk naamwoord

struis

befestigen [befestigte; hat befestigt] Verb

bepalenv

bevestigenv

fixerenv

tuigerenv

vastmakenv

vaststellenv