German-Dutch dictionary »

anstoß meaning in Dutch

GermanDutch
der Anstoß [des Anstoßes; die Anstöße] Substantiv

affrontm

beledigingm

krenkingm

shockm

stootm

Anstoß erregen

aanstootgeven

choquerenwerkwoord

kwetsen

anstoßend Adjektiv

aangrenzendbijvoeglijk naamwoord

aanliggendbijvoeglijk naamwoord

dichtbijgelegenbijvoeglijk naamwoord

dichtbijzijndbijvoeglijk naamwoord

naburigbijvoeglijk naamwoord