German-Dutch dictionary »

anreizen meaning in Dutch

GermanDutch
anreizen [reizte an; hat angereizt] Verb

aanporrenwerkwoord

aansporenwerkwoord

aanstokenwerkwoord

aanvurenwerkwoord

irriterenwerkwoord

ophitsenwerkwoord

opstangjagenwerkwoord

prikkelenwerkwoord

sarrenwerkwoord

stimulerenwerkwoord

zwepenwerkwoord