ambra meaning in Dutch

German	Dutch
die Ambra [der Ambra; die Ambras] Substantiv	ambersubstantief
brasilianisch [brasilianischer; am brasilianischsten] Adjektiv	Braziliaansbijvoeglijk naamwoord
braun [brauner; am braunsten] Adjektiv	bruinbijvoeglijk naamwoord
brav [braver; am bravsten] Adjektiv	braafbijvoeglijk naamwoord bravobijvoeglijk naamwoord dapperbijvoeglijk naamwoord eerlijkbijvoeglijk naamwoord fermbijvoeglijk naamwoord flinkbijvoeglijk naamwoord goedzobijvoeglijk naamwoord kranigbijvoeglijk naamwoord manhaftigbijvoeglijk naamwoord vriendelijkbijvoeglijk naamwoord

Your history