German-Dutch dictionary »

allgemein meaning in Dutch

GermanDutch
allgemein [allgemeiner; am allgemeinsten] Adjektiv

algemeenbijvoeglijk naamwoord

gemeenschappelijkbijvoeglijk naamwoord

generaalbijvoeglijk naamwoord

gezamenlijkbijvoeglijk naamwoord

verallgemeinern [verallgemeinerte; hat verallgemeinert] Verb

distribuerenv

rondbrengenv

verdelenv