English-Dutch dictionary »

zonk meaning in Dutch

EnglishDutch
zonk (unfavorable card or token)
noun

schijtkaartsubstantief
{f}

zonk out (fall suddenly into a very deep sleep)
verb
[UK: zˈɒŋk ˈaʊt]
[US: zˈɑːŋk ˈaʊt]

het bewustzijn verliezenwerkwoord

in diepe slaap verzinkenwerkwoord

zonked (slang: extremely fatigued)
adjective

afgematbijvoeglijk naamwoord

opbijvoeglijk naamwoord

uitgeputbijvoeglijk naamwoord