English-Dutch dictionary »

green meaning in Dutch

EnglishDutch
Greenlander [Greenlanders] (a person from Greenland or of Greenlandic descent)
noun
[UK: ˈgriːnləndə ]
[US: ˈgrinləndər ]

Groenlandersubstantief
{m}

Groenlandsesubstantief
{f}

Greenlandic (language)
proper noun
[UK: griːnˈlændɪk]
[US: griːnˈlændɪk]

Groenlandseigennam
{n}

Greenlandic (of, from, or pertaining to Greenland, its people or language)
adjective
[UK: griːnˈlændɪk]
[US: griːnˈlændɪk]

Groenlandsbijvoeglijk naamwoord

greens (leaves of certain edible green plants)
noun
[UK: ɡriːnz]
[US: ˈɡriːnz]

bladgroentesubstantief
{f}

groentensubstantief
{f-Pl}

greenstick fracture [greenstick fractures] (a partial fracture of a long bone)
noun
[UK: ɡrˈiːnstɪk frˈaktʃə]
[US: ɡrˈiːnstɪk frˈæktʃɚ]

groenhoutbreuksubstantief
{f}

vouwfractuursubstantief
{f}

zoethoutbreuksubstantief
{f}

Greenwich (east London town)
proper noun
[UK: ˈɡre.nɪtʃ]
[US: ˈɡre.nɪtʃ]

Groenewijkeigennam
{f}

absinthe green (type of green)
noun

absintgroensubstantief
{n}

apple-green adjective
[UK: ˈæp.l̩ ˈɡriːn]
[US: ˈæp.l̩ ˈɡriːn]

appelgroenbijvoeglijk naamwoord

blue green (colour/color)
adjective

appelblauwzeegroenbijvoeglijk naamwoord

blue-green alga (member of cyanobacteria)
noun

blauwalgsubstantief

common greenshank (Tringa nebularia)
noun
[UK: ˈkɒ.mən]
[US: ˈkɑː.mən]

groenpootruitersubstantief

European greenfinch (Chloris chloris)
noun
[UK: ˌjʊə.rə.ˈpɪən ˈɡriːn.fɪntʃ]
[US: ˌjʊ.rə.ˈpiːən ˈɡriːn.ˌfɪntʃ]

groenlingsubstantief
{m}

groenvinksubstantief
{m} {f}

evergreen (of plants, that do not shed their leaves)
adjective
[UK: ˈe.və.ɡriːn]
[US: ˈe.vər.ˌɡrin]

groenblijvendbijvoeglijk naamwoord

malachite green (chemical)
noun

malachietgroensubstantief
{?}

mondegreen (mishearing)
noun

mama appelsapsubstantief

mondegreensubstantief

the grass is always greener on the other side (others' circumstances seem more desirable than one's own but in reality often are not.)
phrase
[UK: ðə ɡrɑːs ɪz ˈɔːl.weɪz ˈɡriː.nə(r) ɒn ðə ˈʌð.ə(r) saɪd]
[US: ðə ˈɡræs ˈɪz ˈɔːl.weɪz ˈɡriː.nər ɑːn ðə ˈʌð.r̩ ˈsaɪd]

het gras is altijd groener aan de overkantphrase

het gras is altijd groener bij de burenphrase

turnip greens (leaves of the turnip plant)
noun

raapstelensubstantief
{m-Pl}

village green noun
[UK: ˈvɪ.lɪdʒ ˈɡriːn]
[US: ˈvɪ.lɪdʒ ˈɡriːn]

dorpsbrinksubstantief
{m}

yellow-green (colour)
adjective
[UK: ˈje.ləʊ ˈɡriːn]
[US: ˈjelo.ʊ ˈɡriːn]

geelgroenbijvoeglijk naamwoord

12